Over kleuren op iconen hoeft niet
geheimzinnig gedaan te worden. De iconenschilders hebben in de verschillende
perioden nooit een zelfde betekenis aan kleuren toegekend, of zelfs helemaal
geen. En we weten dus niet wat ieder met de kleuren bedoeld heeft, dus we mogen
het er ook niet in leggen. Geen enkele autoriteit zegt dan ook iets over
kleurensymboliek op iconen. Dan zou direct de weg openliggen voor tegenspraak:
is rood nu de kleur van het lijden of van de warmte?
Een symbool is een teken dat naar
een begrip verwijst. Het kruis symboliseert het lijden van Christus. De nimbus
om het hoofd van de heiligen symboliseert hun verblijf in het koninkrijk Gods.
De specifieke iconografie, de
beeldtaal, van de iconen is niet bijzonder ingewikkeld of uitgebreid, maar ligt
ook niet voor de hand. Het kruis in de hand van heiligen, een tastbaar
voorwerp, symboliseert hun marteldood om Christus' wil. De boekrol is het
evangelie. De rode doek die over de daken ligt betekent dat de scène zich
binnenshuis afspeelt. De hand met de ringvinger en de duim op elkaar is de
zegenende hand. Johannes de Doper komt voor met vleugels, want hij is angelos = boodschapper óf engel.
Niet specifiek voor de iconen zijn
de symbolen die iedereen wel begrijpt omdat wij ze ook hanteren: de lelie
betekent zuiverheid. Ze zijn door de schildersboeken voorgeschreven en zouden
beter attributen genoemd. kunnen worden. Zo hebben Christus en Maria een
scepter en wereldbol, engelen en heiligen staf, zwaard of speer, Maria
Magdalena kruikje, Panteleimon medicijnkist, Spiridon bijenkorf en Johannes de
evangelist en Basilius schrijfstift bij zich. De roos is een attribuut van
Maria, want zij is in de Akathistoshymne poëtisch zo aangeroepen.
De drie sterren der maagdelijkheid
op het kleed van Maria, de vier letters ICXC die de zegenende hand van Christus
uitbeeldt en de bekleding van het aardse c.q. hemelse in de blauwe en rode
kleding van Maria en Christus, zij zijn algemeen aanvaarde symbolen in de
iconografie geworden. Maar het is voorstelbaar dat de iconenschilders van voor
1950, toen de iconenboeken verbreiding kregen, hier niet aan gedacht hebben.
Gewoon schilderkunstige oplossingen kunnen zulke dingen van meet af aan zijn
geweest, zoals bijvoorbeeld het opvullen met ornamentjes van lelietjes en
bolletjes van het witte kleedje van het Christuskind - zonder deze zou het
witte kleedje wel erg oplichten tussen het donkerrood van zijn moeders kleed.
Idem de afwisseling van de kleuren van Christus en Maria en de gouden sterren
op het grote rode vlak van Maria’s kleed: schilderkunstige ingrepen.
Christus heeft echt op dit aardse
paradijs gewandeld, niet in een ideeënwereld. Dus om enige symbolische
betekenis toe te kennen aan planten, bomen, wateren, bergen, huizen, schepen,
vissen, paarden en andere dieren, dat zou te ver gaan. Het zou goed zijn onze
bronnen erbij te noemen en minder alles op iconen als symbool te duiden. Een
door vroomheid geïnspireerd mens kan er van alles in zien, en vaak is het nog
heel poëtisch ook, en lopen we er warm voor, maar dan is de uitleg alleen maar
onze eigen persoonlijke mening, dus speculatie, met het gevaar van tegenspraak,
of we citeren een ander (maar wie dan?).
De orthodoxe kerk beschouwt als vaste en waarachtige leer de bijbel, de
uitspraken van de oecumenische concilies en die van de kerkvaders, dat zijn de
leraren van de kerk. Dat zijn nog eens bronnen.